Blog 04: Werelden van verschil, deel 2

29 maart 2024
Geschreven door Karel Jan Schoutens

“Het is allemaal goed en wel wat die jobcoaches zeggen maar we zijn hier verdorie geen therapeutisch centrum.”

De directeur had duidelijk zijn dag niet. Maar er was sowieso reden tot klagen. Het was hun eerst echt grote project en ze liepen inmiddels 16 dagen uit op de planning. De Amerikaanse opdrachtgever was ‘not amused’ en ‘seriously worried’. Hij had er slapeloze nachten van.

“Bij de sollicitatie niks zeggen over dat ze autistisch zijn of zwanger en dan, als ze binnen zijn, zielig doen en eisen dat wij ons aan hen aanpassen. Solliciteer dan verdomme niet. Wat denken zij: dat we een liefdadigheidsinstelling zijn?”

Het was de teamleider duidelijk dat van haar op dit moment geen antwoord verwacht werd.

“Jezus, je moest eens weten hoeveel stress ik voel, waar ik allemaal last van heb, maar ik ga toch ook niet lopen miepen? Zal ik eens een paar maanden thuis blijven? Oh nee, dat kan niet. Want wie zorgt er dan voor ons salaris? Voor de opdrachten? Het enige waar zij mee bezig zijn is dat ze hun geld krijgen, dat zij het leuk hebben. Rechten? Ja! Plichten? Aan mijn hoela! Het liefst zou ik ze er allemaal uitbonjouren.”

Even bleef het stil. De directeur pakte geïrriteerd zijn mobiel van het bureau en begon te scrollen.

“En……. wat doen we met de jobcoaches?”
“Dat zal mij een worst wezen. Leg ze in de watten, behandel ze alsof ze dr. Phil zelf zijn of sluit ze op in het fietsenhok, als je er maar voor zorgt dat die lui weer zo snel mogelijk aan het werk gaan.”

De overplaatsing had hem bijna zijn baan gekost.

“Kees, je moet verhuizen, maandag ga jij naar Controle. Sales heeft ruimte tekort.”

Hij had niet eens geprotesteerd. Niet kunnen protesteren, zo overdonderd was hij geweest. De dagen daarna had hij aan een stuk door gepiekerd. Over hoe het allemaal komen zou, wat hem te doen stond, hoe het zou zijn. Hij had meer gedronken dan anders. Veel meer dan goed voor hem was.
Die bewuste maandag had hij zich stijf van de zenuwen en met barstende koppijn bij het kantoor van Controle gemeld. Daar hadden ze hem wat vreemd aangekeken en gevraagd wat hij kwam doen. Hij was begonnen met praten en niet meer opgehouden, puur van de stress. Uiteindelijk was er een teamleider gekomen en hadden ze hem zijn bureau gewezen. Een bureau met uitzicht op de 3 collega’s. Hij hoorde het voorbijrazende verkeer én de radio, die, zo leerde hij al snel, altijd aan stond. Radio FM. ‘Gezellig.’ Na inloggen op zijn nieuwe computer bleek het programma ARKit nog niet geïnstalleerd te zijn. Hij had er zelf achteraan gemoeten. Van zijn planning was daardoor niets terechtgekomen en hij had later verschillende fouten gemaakt, voor het eerst in de twee jaar dat hij er werkte. Hij had geprobeerd aansluiting te maken met zijn nieuwe collega’s door wat grapjes te vertellen en zich te mengen in hun gesprekken. Één van hen had echter al snel en op niet mis te verstane wijze kenbaar gemaakt dat dit niet gewaardeerd werd.

“Kees, even goede vrienden maar je bemoeit je met zaken die jou niks aangaan, je lult ons de oren van de kop, we worden er helemaal mesjogge van. Je zou ons een groot plezier doen door voortaan je ratel te houden.”

Ratel? Sindsdien had hij zijn mond niet meer open durven doen.

Na een maand waarin hij steeds vaker ook ’s avonds na het werk, dronk, had hij zich ziek gemeld en hele dagen op bed gelegen. Toen hij op een avond zag dat zijn leidinggevende op zijn voicemail ingesproken had het de volgende dag om 2 uur ’s middags nogmaals te proberen, was hij volledig in paniek geraakt. Wat zou hij te horen krijgen? Dat kon niets goeds zijn. Zouden ze hem ontslaan? Vanwege de fouten? Omdat hij te traag was? Omdat hij zich had ziek gemeld? Doodsbang had hij de uren en minuten afgeteld. Tot zijn grote opluchting bleek zijn baas helemaal niet boos. Integendeel. Ze vertelde hem dat ze gezien had dat het niet goed met hem ging, dat hij “nog maar een schim van de Kees van een paar maanden terug was”. Ze vroeg hem of er problemen waren, op het werk, thuis. Hoe de overplaatsing was gegaan. Of het hem beviel op zijn nieuwe werkplek. Of hij kon opschieten met de collega’s van Controle. Of hij alleen woonde en of hij mensen had bij wie hij terecht kon. Ze had bijna een uur met hem gebeld. Ze had het gesprek beëindigd met de belofte diezelfde middag nog contact op te nemen met een jobcoach.

“Ik wil jou absoluut niet kwijt, Kees, je bent een gouden kracht. Ik heb onderschat wat de overplaatsing met jou zou doen. Dat moet anders. Wij gaan daar samen werk van maken en die jobcoach gaat jou én mij daarbij helpen.”  

Quiz! Hoe neuro-inclusief is jouw organisatie?

Doe de quiz en ontdek hoe neuro-inclusief jouw organisatie daadwerkelijk is!